vrijdag 11 december 2015

HET GEZIN



DE DEUR VAN DE GASTVRIJHEID
Sint Pietersplein  (Paus Franciscus)

1
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!

Met deze overweging zijn we op de drempel van het Jubeljaar beland, het is dichtbij. Vóór ons is er de deur, niet alleen de heilige deur, de andere: de grote deur van de Barmhartigheid van God - en dat is een prachtige deur - die ons berouw aanvaardt door ons de genade van zijn vergeving te schenken. De deur staat wagenwijd open, het vraagt wat moed van onze kant om over de drempel te stappen. Ieder van ons draagt in zich zaken die wegen. Allen zijn we zondaars! Laten we deze tijd benutten om de drempel over te stappen van deze barmhartigheid van God die het nooit beu wordt ons vergiffenis te schenken, nooit beu wordt op ons te wachten! Hij kijkt naar ons, is ons steeds nabij. Schep moed! Laten we door deze deur binnengaan!

2
Van de Bisschoppensynode, die we tijdens de voorbije maand oktober beleefd hebben, kregen alle gezinnen en de gehele Kerk, een grote aanmoediging om elkaar te ontmoeten op de drempel van die open deur. De Kerk werd uitgenodigd haar deuren te openen om met de Heer naar buiten te gaan en de zonen en dochters op weg te ontmoeten, soms onzeker, soms verdwaald in deze moeilijke tijden. In het bijzonder werden de christelijke gezinnen uitgenodigd de deur voor de Heer te openen die wacht om binnen te komen met zijn zegen en zijn vriendschap. En als de deur van de barmhartigheid van God altijd open staat, dan moeten ook de deuren van onze kerken, van onze gemeenschappen, van onze parochies, van onze instellingen, van onze bisdommen altijd open staan zodat wij allen die barmhartigheid van God kunnen uitdragen. Het Jubeljaar verwijst naar de grote deur van de barmhartigheid van God maar ook naar de kleine deuren van onze open kerken om de Heer binnen te laten - of vaak om Hem buiten te laten - de gevangene van onze structuren, van ons egoïsme en van zoveel dingen.

3
De Heer breekt de deur nooit open: ook Hij vraagt toelating om binnen te komen. Het boek Apokalyps zegt: "Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij" (Openb. 3, 20). Laten we ons inbeelden dat de Heer aanklopt aan de deur van ons hart! In het laatste grote visioen van het Boek Apokalyps, wordt op volgende wijze over de Stad van God geprofeteerd: "Haar poorten zullen overdag nooit worden gesloten", dat wil zeggen voor altijd, want "er zal geen nacht meer zijn" (Openb. 21, 25). In de wereld bestaan plaatsen waar men de deuren nooit met de sleutel sluit, zo zijn er nog. Maar er zijn er vele waar gepantserde deuren gewoon geworden zijn. We moeten ons ervoor hoeden dit systeem toe te passen in heel ons leven, op het leven van het gezin, van de stad, van de maatschappij. Nog veel minder op het leven van de Kerk. Dat zou verschrikkelijk zijn! Een ongastvrije Kerk, als een gezin opgesloten in zichzelf, dat het Evangelie onteert en de wereld doet verdorren. Geen gepantserde deuren in de Kerk, geen! Alles open!

4
Het symbolisch beheer van de "deuren" - van de drempels, van de doorgangen, van de grenzen - is doorslaggevend geworden. De deur moet bewaken, zeker, maar niet afstoten. De deur moet niet opengebroken worden, integendeel, men vraagt toelating, omdat de gastvrijheid straalt door de vrijheid van het onthaal en wegdeemstert door de brutaliteit van het binnendringen. De deur gaat dikwijls open, om te zien of buiten iemand wacht, en misschien niet de durf of de kracht heeft om aan te kloppen. Hoeveel mensen hebben niet de moed verloren om aan de deur van ons christelijk hart aan te kloppen, aan de deuren van onze kerken... Ze staan daar, hebben de moed niet omdat we hen het vertrouwen ontnomen hebben: asjeblieft, laat dit nooit gebeuren. De deur zegt veel over het huis, en ook over de Kerk. Het beheer van de deur vraagt om aandachtig onderscheid en, tegelijkertijd, moet ze groot vertrouwen inboezemen. Ik wil graag een woord van dank besteden aan alle deurbewaarders: van onze woonplaatsen, van de burgerlijke instellingen, van de kerken zelf. Vaak kunnen de omzichtigheid en de vriendelijkheid van de portiersloge een beeld van menselijkheid en van onthaal bieden van heel het huis, reeds van bij de toegang. Er valt veel te leren van deze mannen en vrouwen die bewakers zijn van de ontmoeting - en onthaalplaatsen in de stad van de mens. Aan jullie allen bewaarders van de vele deuren, van woningen of van kerken, oprechte dank! Altijd met de glimlach, altijd de ontvankelijkheid tonen van dat huis, van dat kerkgebouw, zo voelen mensen zich gelukkig en welkom op die plaats.

5
Eigenlijk weten we heel goed dat wijzelf de bewakers en de bedienaren zijn van de Deur van God. En hoe heet de deur van God? Jezus! Hij verlicht ons over alle deuren in het leven, ook die van onze geboorte en van ons sterven. Hij heeft het zelf gezegd: "Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in - en uitgaan en weide vinden" (Joh. 10, 9). Jezus is de deur die on laat binnenkomen en buitengaan. De schaapskooi van God is een schuilplaats, geen gevangenis! Het huis van God is een schuilplaats, het is geen gevangenis, en de deur wordt Jezus genoemd! En wanneer de deur gesloten is, zeggen we: "Heer doe de deur open!". Jezus is de deur die ons laat binnenkomen en buitengaan. Het zijn de dieven die de deur trachten te omzeilen: dat is eigenaardig, dieven trachten altijd langs een andere weg binnen te geraken, langs een venster, langs het dak maar ze vermijden de deur, omdat ze slechte bedoelingen hebben en ze dringen stiekem de schaapskooi binnen om de schapen te misleiden en te misbruiken. We moeten langs de deur gaan en naar de stem van Jezus luisteren: als we de klank van zijn stem horen, zijn we zeker, zijn we veilig. Dan kunnen we zonder vrees binnengaan en zonder vrees buitengaan. In die zeer mooie toespraak van Jezus wordt ook over de bewaker gesproken die als taak heeft open te doen voor de Goede Herder. 1 Pas als de bewaker de stem van de Herder hoort, opent hij en laat alle schapen binnen die de Herder bij zich heeft, alle, ook die verloren liepen in de struiken en die de Herder is gaan zoeken. De schapen worden niet door de bewaker gekozen, niet de secretaris of secretaresse van de parochie kiest ze; de schapen zijn uitgenodigd, ze zijn door de Herder gekozen. Ook de bewaker luistert naar de stem van de Herder. Terecht kunnen we zeggen dat wij moeten zijn zoals die bewaker. De Kerk is de huisbewaarster van het huis van de Heer, ze is niet de meesteres van het huis van de Heer.

6
Het Heilige Gezin van Nazareth weet goed wat een open of gesloten deur betekent, voor wie een kind verwacht, voor wie geen schuilplaats heeft, voor wie aan het gevaar tracht te ontkomen. De christelijke gezinnen maken van hun huisdrempel een klein groot teken van de Deur van de barmhartigheid en van het onthaal van God. Het is precies daaraan dat de Kerk moet herkend worden, in elke uithoek van de wereld: als bewaker van een God die aanklopt, als het onthaal van een God die niet de deur voor je neus dichtklapt met de smoes dat je niet van het huis bent. In deze geest gaan we naar het Jubeljaar: er zal de heilige deur zijn, maar er is ook de grote barmhartigheid van God! Moge er ook de deur van ons hart zijn zodat we allen de vergeving van God ontvangen en op onze beurt vergiffenis schenken door allen op te nemen die aan onze deur aankloppen.


Geen opmerkingen: